Stekelnootje (Acaena)
Van nature komen de soorten van het stekelnootje (Acaena) voornamelijk op het zuidelijk halfrond voor zoals in Nieuw-Zeeland, Australiƫ en Zuid-Amerika. Er zijn er honderden soorten van bekend en een aantal van deze soorten zijn toepasbaar in onze tuinen.
De soorten stekelnootjes die we in onze tuinen gebruiken worden eigenlijk allemaal toegepast als bodembedekkers. Het zijn dan ook vrij lage planten die een kruipende groeiwijze hebben. Dit kruipen doen ze door middel van korte, ondergrondse uitlopers en op deze manier kunnen ze gemakkelijk een oppervlakte bedekken zodat er bijna geen onkruid meer doorheen kan komen. Een bijkomend voordeel van het stekelnootje is ook nog eens dat deze half-wintergroen is, dit houdt in dat de plant wel iets van een terugval heeft tijdens een koude periode maar dat de blaadjes toch gewoon aan de plant blijven. We zitten in de winter dus niet met een kaal stukje tuin waar onze stekelnootjes staan.
De bloei van het stekelnootje is in de zomer, de maanden juni tot augustus, en is met kleine roomwitte bloemetjes. Deze bloei wordt dan, aan het einde van de zomer, gevolgd door de vruchtjes die de eigenlijke sierwaarde van de plant zijn en waar het stekelnootje ook zijn naam aan heeft te danken.
Het stekelnootje voelt zich prima thuis op een zonnig plaatsje in de tuin maar ook in de halfschaduw zullen zich prima thuis voelen. Het enige waar een stekelnootje zich niet fijn bij voelt is een natte grond voor een tĆ© lange tijd, de zogenaamde ānatte voetenā. Zelfs regelmatig lopen over de plantjes is geen enkel probleem en daarom worden ze ook vaak toegepast tussen open bestrating en op plekken waar we af en toe, met bijvoorbeeld de caravan, overheen moeten.
Het stekelnootje is een stevig plantje dat het vrijwel overal zal doen, staan ze niet tƩ nat of te donker dan zullen ze uitgroeien tot een dicht tapijt getooid met sierlijke vruchtjes dat goed bodembedekkend is en zo onkruiden weinig kansen biedt.